Vogels voeren in de winter: hoe, wat en wanneer?
Voornamelijk in de bebouwde kom hebben vogels het steeds moeilijker, voornamelijk in de winter. Het is steeds belangrijker om zelf ons steentje bij te gaan dragen aan de voedselvoorzieningen voor vogels. Dit kun je doen door bepaalde planten uit te kiezen of door überhaupt voor meer groen te kiezen in de tuin, maar om de juiste voedingsstoffen beschikbaar te maken raadt de Vogelbescherming aan om in ieder geval ook bij te voeren.
Vanaf wanneer kun je de vogels bijvoeren?
De Vogelbescherming raadt aan om gedurende het hele jaar bij te voeren. Op deze manier is er altijd voldoende voeding te vinden voor de vogels. Je hoeft niet te twijfelen aan de hoeveelheden voer die je geeft, de vogels eten namelijk niet meer dan ze nodig hebben. Als je merkt dat er veel voer blijft staan dan kun je net iets minder geven.
Wat is goed voer om de vogels bij te voeren?
Er zijn verschillende voersoorten op de markt, maar ook een aantal voedingsmiddelen uit de eigen keuken kun je voeren. Er zijn echter ook producten die je beter niet kunt voeren aan de vogels. De Vogelbescherming raadt de volgende producten aan om vogels bij te voeren:
- Speciale vogelvoeren voor tuinvogels
- Strooivoer op tafels en op de grond
- Silovoer uitsluitend in voersilo’s
- Fruit
- Ongebrande en ongezouten pinda’s, in pindasilo’s
- Vetproducten voor tuinvogels of zelfgemaakte vetbollen
- Broodkruimels met mate, vanwege het toegevoegde zout
Wat kun je beter niet aan vogels voeren?
Ook met de beste intenties kan het nog wel eens voorkomen dat je per ongeluk iets voert aan de vogels wat hun gezondheid niet ten goede komt. De volgende producten raadt de Vogelbescherming aan te vermijden:
- Producten met zout
- Melkproducten
- Producten in een plastic netje
- Boter of margarine
- Gekookte etensresten (vanwege derving)
- Overmatig voeren wordt sowieso niet aangeraden, om ongedierte te voorkomen.
Wanneer voer je wat aan de vogels?
Je kunt het hele jaar door voeren, maar er zijn wel verschillende behoeften per seizoen. Dit zijn de verschillende kenmerken per seizoen:
- Herfst: in de herfst eten de vogelse graag bessen uit de struiken, maar ook vetbollen en pinda’s zijn geschikt om bij te voeren
- Winter: vetbollen en pinda’s zijn altijd goed in de winter, drinkwater (en om in te badderen) is bij lichte vorst ook verstandig om aan te bieden. Bij strenge vorst is dit echter beter van niet, een beetje vergruisd ijs (als er geen sneeuw ligt) is dan voldoende.
- Lente: in een vogelvriendelijke tuin zijn er in de lente voldoende insecten, rupsen en wormen te vinden. Toch kan het afhankelijk van het weer en de omgeving belangrijk zijn om extra voer aan te bieden, voornamelijk bronnen van kalk en eiwitten. Dit zijn bijvoorbeeld speciale voermixen met meelwormen, of gekookte en fijngestampte eierschalen.
- Zomer: in de zomer is eiwitrijk voedsel van belang, waar je aan bij kunt dragen door insecten naar de tuin te lokken met bloeiende planten. Eventueel als extra kun je ook nog meelwormen bijvoeren.
Vogels bijvoeren: het hele jaar door
Vogels hebben een belangrijke plek in ons ecosysteem en tegelijkertijd hebben ze het steeds moeilijker om voldoende voeding te vinden. Je kunt hier dan ook zeker aan bijdragen, niet alleen door voer aan te bieden, maar ook door rekening te houden met de beplanting in de tuin. Zo help je de vogels een heel stuk op weg!